De lezingen over cultuurhistorische onderwerpen worden gegeven aan de hand van digitale beelden met een beamer en duren ongeveer twee uur (inclusief pauze van een kwartier).
In deze lezing komen de tuinen van 16 borgen in de provincie Groningen aan bod. Van de Allersmaborg bij Ezinge tot de tuin van Welgelegen in Sappemeer, conform aan de volgorde in de publicatie ‘Groninger Borgen, wandelingen door tuin en tijd’ (ISBN 978 90330 0555 8, een uitgave van Uitgeverij Noordboek).
De ontstaansgeschiedenis, oude tekeningen, de tuinstijlen en het assortiment van de tuinen rond de borgen worden belicht. Onder meer de tuinarchitecten Zocher, Blum, Roodbaard, Vroom en Copijn zijn in deze provincie werkzaam geweest. Hoewel de tuinen in Groningen niet de grandeur van de tuin van Het Loo in Apeldoorn konden evenaren, bieden zij toch een zeer interessant gegeven bij de ontwikkeling van steenhuis tot borg. Tevens zal iets verteld worden over de zogenoemde ‘slingertoenen’ bij de Groninger boerderijen.
De tuinen van onderstaande borgen worden besproken.
Gevelstenen zijn al honderden jaren een begrip in voornamelijk stedelijke gebieden. Zij dienden om reizigers hun plaats van bestemming te laten vinden of algemene informatie te geven over diensten, gebouwen en personen. Reeds in de oudheid bij de Grieken en Romeinen komen aanduidingen voor, zowel los staand als op gevels. Zij hebben betrekking op beroepen, verkiezingen of op iets dat te huur is. Dit gebruik is waarschijnlijk overgenomen door de bewoners van de lage landen. In 1997 is de gelijknamige publicatie verschenen, die circa duizend van deze tekens in het stadsbeeld beschrijft. De oudste gevelstenen dateren uit de 16de eeuw. Een aantal daarvan zijn in de openbare ruimte te zien, maar vele zijn in het bezit van het Groninger Museum. Aan bod komen in deze diaserie: ontstaan van het gebruik, materialen, bijzondere opschriften en de stenen uit het depot van het Groninger Museum.
De eerste kloosters in Nederland werden vanaf de negende eeuw in hout gebouwd en later in tufsteen. Dit laatste bouwmateriaal is in de twaalfde eeuw vervangen door grote bakstenen ook wel kloostermoppen genoemd. Het eerste klooster in Noord-Nederland, “Klaarkamp”, werd omstreeks 1163 bij Rinsumageest in Friesland gebouwd. Vanuit dit moederklooster in Friesland zijn kloosters in Groningen gesticht, te beginnen in Oldenklooster in de Marne. Na de kloosterlingen hebben ook de hoofdelingen voor hun steenhuizen gebruik gemaakt van dit superieure bouwmateriaal. De lezing behandelt het bakken van de stenen, de plaatsen waar de klei gedolven werd, de toepassing ervan in kerken, steenhuizen, borgen, particuliere woningen en stadsmuren. Het aardige is dat de kloostermop nog op talrijke plaatsen in zowel de stad als de provincie Groningen te zien is. Een gebakken product dat al acht eeuwen weer en wind getrotseerd heeft.